Uniforme EU-regelgeving bij doorreizende statushouders ontbreekt

Statushouders, en anderen die internationale bescherming genieten, mogen vrij reizen binnen de EU en zich in een ander EU-land vestigen. Voor de onderlinge overdracht van de verantwoordelijkheid voor statushouders ontbreekt echter een gezamenlijke EU-regelgeving.

Doorreizende statushouders krijgen daardoor te maken met verschillende beleids- en uitvoeringpraktijken van lidstaten. Op nationaal niveau passen lidstaten verschillende rechtsgronden toe, waaronder:

Vijf lidstaten (BE, DE, PL, PT, SE) geven aan dat het ontbreken van een uniforme rechtsgrondslag een grote uitdaging is. Drie lidstaten (DE, FI, FR) meldden ook uitdagingen in communicatie met andere lidstaten, waardoor gegevens en documenten van statushouders soms ontoereikend waren voor het toekennen van een internationale beschermingsstatus.

Criteria en reikwijdte overdracht

De belangrijkste criteria van lidstaten bij een verzoek om overdracht is dat iemand legaal in het land verblijft dat de beschermingsverantwoordelijkheid heeft, en in bezit is van een geldige verblijfsvergunning.

In 6 lidstaten (CY, DE, ES, FI, PL, SE) heeft de overdracht van verantwoordelijkheid alleen betrekking op de afgifte van reisdocumenten voor vluchtelingen onder de EATRR. Zeven lidstaten (BE, FR, FI, LU, PT, SE, SK) hebben de overdracht van verantwoordelijkheid uitgebreid tot het verlenen van andere rechten, zoals het verlenen van internationale bescherming en toegang tot de nationale gezondheidszorg.

Asielverzoeken in een tweede lidstaat

Aanvragers die al internationale bescherming genieten in een EU-lidstaat en in een tweede lidstaat asiel aanvragen vallen onder de Dublinregeling. Meestal weigeren lidstaten deze asielaanvragen. Uitzondering is als iemand bij terugkeer naar de eerste lidstaat risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling, tweede lidstaten nemen een asielaanvraag dan wel in behandeling.  

Publicatie